Iedere keer als ik iets schrijf, dan leer ik iets bij. Iedere keer als ik spreek, vraag ik God om door Zijn Geest mij de woorden te geven. Het is mijn verlangen om dát te schrijven, wat God me wil laten schrijven. Dat verlangen geldt eigenlijk voor mijn hele leven: Het is mijn verlangen om dát te doen, wat God me wil laten doen. Daarbij ruim ik alles op en doe ik alles uit mijn leven weg, wat me hierin tegenhoudt. Het is een verlangen dat in mijn christelijk leven altijd maar sterker is geworden; ik wil ten volle in dienst staan van de Heer Jezus Christus. In alles en altijd. Maar… om deze weg te kunnen gaan, heb ik anderen nodig. Mijn broeders en zusters die me helpen, en die me wijzen op waar ik mag veranderen, waar ik mezelf mag wegcijferen en waar nog meer ruimte voor Jezus is in mijn leven. Echt, Ik gun iedereen zulke vrienden! Mijn broeders en zusters zijn mijn vrienden, waarmee ik een eenheid vorm. Vrienden die ongestoord, zonder te vragen en zonder gewetensbezwaren in mijn leven mogen spreken. Vervolgens is het aan mij om deze woorden te onderzoeken, wat ik ermee kan doen, en mezelf te bekijken of ik geen lange tenen heb als iemand me over iets aanspreekt. Ik, die gevangenzit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg te gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen: wees altijd nederig, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde. Span u in om door de samenbindende band van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft. Efeziërs 4;1-3 De apostel Paulus roept ons op tot een wandel in éénheid door de band van de vrede. Paulus stimuleert deze gelovigen om één te blijven in de Geest, door in vrede met elkaar te leven. Hij roept ze op om hun uiterste best te doen! Doe je best om de éénheid te bewaren, die de Heilige Geest tot stand heeft gebracht. Nu wordt veel gehoord en vaak gezegd, dat we allemaal verschillend zijn en niet overal gelijk over hoeven te denken. Ik geloof niet dat dit juist is. Dat we verschillend zijn, dat klopt. Dat we met onze verschillende meningen naast elkaar kunnen leven, klopt niet. We vormen een éénheid. Paulus legt dit na de drie inleidende verzen als volgt uit – Efeziërs 4:4-7: Één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is. Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft. Deze opsomming maakt het duidelijk: Het is een éénheid van éénheden. Paulus zet zijn eerdere oproep (om de eenheid van de geest te bewaren door in vrede met elkaar te leven) kracht bij! God heeft de mensen verschillend gemaakt. God gaf ons heel bewust verschillende gaven. Samen vormen deze gaven en talenten een éénheid in verscheidenheid. Samen vormen ze onze gemeente. We hebben ze nodig. We hebben de verschillen nodig. Waarom? Omdat God dit ingesteld heeft. Hij heeft in zijn genadige goedheid aan iedereen een ander geschenk gegeven. Zullen we de verschillen binnen onze éénheid koesteren? Waarbij we bescheiden, nederig en vriendelijk blijven? Elkaar blijven liefhebben? En geduld met elkaar blijven hebben? De eenheid liefhebben en de vrede bewaren? Maar wél in elkaars leven spreken? En dit zonder lange tenen?
In Jezus, in éénheid verbonden,
Tom
Sta op & schitter: een oproep om samen één te zijn
